Ze vindt zichzelf stom zegt ze, terwijl ze het paard poetst. Ze is 7. Ik zeg: “oh”. Ik zeg haar dat stom voor mij 2 dingen kan betekenen. De eerste is dat ze niet kan praten, maar dat zal het dan wel niet zijn want ik heb haar net horen zeggen dat ze zichzelf stom vindt, en de tweede kan veel betekenen maar dat ik niet weet wat stom dan is voor haar en of ze mij dat wil vertellen. Ze wil er niet over praten, ze is gewoon stom. Oké, zeg ik. Ik vraag haar naar de 4 paarden te kijken en te zeggen wat ze ziet, alles mag, niets moet, ik vindt niets gek of raar. Dat wil ze wel. Die kleine is dik, krijgt die een baby? Nee…die is gewoon dik omdat ze gek is op eten. Oh, zegt ze, ik hou ook van snoepjes maar mag niet zoveel omdat ik anders dik wordt zegt mamma. En wat zie je nog meer? vraag ik. Ze ziet er lief uit, is ze ook lief? “Ze is heel lief” zeg ik “en is er nog meer wat je ziet?”. Ze ziet één met veel haren, die is zwart en een bruine en een grote witte met een paar zwarte vlekjes. Eén jongen en drie meisjes. Een hele kleine, 2 wat grotere en een nog grotere. Een hele vieze, vol modder, de andere niet want die heeft zij net gepoetst. Ik vraag haar of er iets is wat ze bij de paarden stom vindt zodat ik begrijp wat ze bedoeld. “Nee” zegt ze “maar dat ga ik ook niet zeggen want dan denken zij het misschien ook” “oh” zeg ik “dus als je het zegt, dan is het zo” “ja” zegt ze. “van wie heb jij het dan gehoord dat je denkt dat jij stom bent” vraag ik. Van een kindje in haar klas en pappa zegt het soms omdat ze soms dingen niet snapt.
Ze gaat een stal bouwen voor het paard. Het paard moet er in staan. Ze sleept met van alles en bouwt een prachtige stal. Het paard krijgt een halster om en ze neemt haar mee naar de stal. Bij de ingang blijft het paard staan, ze trekt aan het touw maar hij verzet geen voet. Ze zegt zachtjes: “kom maar Budda, je mag in de stal” Het paard verzet geen voet. “ze wil niet” zegt ze. “zou het kunnen dat ze niet snapt wat je bedoelt?” vraag ik. “oh ja, ik heb het niet uitgelegd” zegt ze. Ze verteld Budda wat ze wil. Budda verzet nog steeds geen voet. Dan komt kleine Pien, de shetlander, en stapt zo over haar gebouwde muurtjes heen in de stal. Ze moet er heel er om lachen. “ik ga met Budda ook daar overheen, misschien snapt ze het dan wel” zegt ze, en voegt de daad bij het woord. Ze draait Budda om en stapt met haar over het muurtje heen de stal in. “zie je wel dat je het kan” zegt ze. Ik vraag haar hoe het ging en wat ze ervan vond dat Budda het niet snapte en het wel begreep toen iemand het haar voordeed. “fijn” zegt ze. Ik vraag haar of Budda stom is. “neeeee, natuurlijk niet” zegt ze. “maar ze snapte het toch niet” zeg ik. “Maar dan is ze niet stom hoor, dan is ze nog steeds lief.” “en hoe is dat dan bij jou?” vraag ik. Eigenlijk is het helemaal niet stom als je iets niet snapt zegt ze, iemand moet het gewoon even voordoen.
Kinderen zijn heel gevoelig voor woorden. Kleine dingen die je misschien onbedoeld zegt worden opgeslagen in hun systeem. Van snoepen wordt je dik en als je iets niet snapt ben je dom, of zelfs stom, kan grote gevolgen hebben voor hun zelfbeeld.